De donkere kamer van Damokles
VWO 4

Primaire gegevens
Titel: De donkere kamer van Damokles
Auteur: Willen Frederik Hermans
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgeverij: G.A. van Oorschot
Pagina’s: 334
Samenvatting van het verhaal
Henri Osewoudt is de zoon van een sigarenwinkelier te Voorschoten. Als hij nog op de lagere school zit, vermoordt zijn moeder zijn vader in een vlaag van waanzin. Henri wordt opgevoed door zijn oom Bart Nauta in Amsterdam. Op de middelbare school gaat hij niet om met zijn klasgenoten. Hij leeft in een isolement en gaat alleen om met zijn zeven jaar oudere nicht Ria. Hij doet aan judo, waardoor zijn voeten vergroeien. Hij is lelijk, heeft geen baardgroei en een hoge stem. Ook Ria is lelijk. Als Henri 18 is, trouwt hij met Ria; hij zet zijn vaders zaak voort en zijn moeder woont bij hen in. Henri is afgekeurd voor militaire dienst, maar is wel bij de Burgerwacht. Als de oorlog uitbreekt, moet hij op wacht staan bij een postkantoor. Luitenant Dorbeck, op wie Henri als twee druppels water lijkt, geeft hem een filmrolletje, dat ontwikkeld moet worden. Later komt hij weer terug met nog meer films, die ook ontwikkeld moeten worden en opgestuurd aan E. Jagtman.
Na het ontwikkelen krijgt Henri niets dan zwarte vlekken te zien. Hij durft de foto's niet terug te sturen, koopt een Leica en maakt zelf foto's van militaire objecten. Tijdens een hevig onweer komt Dorbeck, enige tijd later. Henri krijgt opdracht naar Haarlem te komen. Daar ontmoet hij Dorbeck en Zewuster. Met de laatste gaat hij naar de Kleine Houtstraat, waar ze in een huis twee mensen neerschieten. De zoon van de drogist uit Voorschoten heeft hen gevolgd. Henri ontwikkelt het filmpje dat hij in 1940 van Dorbeck had gekregen. Op een van de foto's staat Dorbeck met twee vriendinnen. Er valt een brandend vliegtuig op het huis van Jagtman, waardoor de hele familie Jagtman omkomt. In 1944 (Dorbeck heeft 3 jaar lang niets van zich heeft laten horen) krijgt Henri een brief van Dorbeck met het verzoek de foto's op te sturen naar een postbusnummer. Henri gaat kijken wie de foto's uit de bus haalt; dat blijkt een heilsoldate te zijn. Een paar dagen later wordt hij opgebeld door Elly Meier, die zegt dat ze uit Engeland is overgekomen. Ze toont hem een van de foto's die hij aan Dorbeck had opgestuurd. Hij brengt haar naar oom Bart. Terug in Den Haag hoort hij van Moorlag, zijn kamergenoot, dat de Duitsers hem in zijn huis opwachten en dat Ria en zijn moeder gevangen zijn genomen. Hij gaat met Moorlag naar Leiden, waar een student valse persoonsbewijzen maakt voor hem en Elly. Zijn haar wordt zwartgeverfd door Marianne, een ondergedoken joodse studente. Henri duikt onder en gaat foto's ontwikkelen voor Labare.
Hij beseft nu hoe hij veranderd is. Marianne gaat voor hem naar oom Bart met Elly's persoonsbewijs. Deze is echter al verdwenen. Henri gaat naar Amsterdam en vertelt aan oom Bart dat Ria en zijn moeder zitten. Oom Bart maakt hem verwijten. Henri krijgt van Dorbeck opdracht naar het station in Amersfoort te gaan. Daar zal hij een vrouw ontmoeten in leidsteruniform van de Nationale Jeugdstorm. Ze gaan samen naar Lunteren, waar Lagendaal, die voor de Gestapo werkt, uit de weg moet worden geruimd. De aanslag lukt, maar op de terugweg wordt de vrouw aangehouden. In Amsterdam ontmoet Henri Marianna. In de bioscoop ziet Henri een oproep tot zijn eigen aanhouding. Als hij de zaal uitloopt, wordt hij gepakt. Tijdens het verhoor wordt hij zo gemarteld, dat hij naar het ziekenhuis moet. Hij wordt daaruit bevrijd door gemaskerde mannen, die hem naar Leiden brengen. Bij Labare ontmoet hij Marianne weer. 's Nachts worden ze door de Duitsers overvallen.
Henri weet te ontkomen, maar wordt later toch gearresteerd. In de cel zoekt de Duitser Ebernuss hem op, die beweert hij hem goedgezind is. Hij heeft ervoor gezorgd, dat Marianne, die een kind verwacht, weer vrij is. Ebernuss houdt zich bezig met het probleem of Dorbeck, de dubbelganger van Henri, bestaat. Daarom moet Henri naar Amsterdam gaan, waar een clandestiene sociëteit is voor ondergrondse helden. Als Dorbeck bestaat, zal Henri hem zeker ontmoeten. Ebernuss geeft Henri zijn Leica en ze gaan samen naar Amsterdam. In de sociëteit is er een man van wie Henri gelooft dat het Dorbeck is. Van hem krijgt hij giftige kristallen, die hij in Ebernuss' borrel doet. Dorbeck en Henri gaan er samen in de auto van Ebernuss vandoor. In een leegstaand huis fotografeert Henri zichzelf met Dorbeck in een spiegel. Dorbeck vertelt hem dat Ria samenwoont met de zoon van de drogist die Henri verraden had, toen hij de aanslag in Haarlem pleegde. Henri krijgt een verpleegstersuniform. Dorbeck bericht hem dat Marianne in een kraamkliniek ligt. Daar aangekomen wordt hij naar een kelder gebracht waar hij het lijkje van zijn kind ziet. Een Duitse soldaat neemt hem mee in zijn auto. In Voorschoten doodt hij Ria en in Dordrecht de Duitser; daarna vraagt hij hulp aan een pastoor. Met de hulp van de illegaliteit en een arts komt hij in Breda aan. Hij meldt zich bij het hoofdkwartier van de Nederlandse Strijdkrachten. Daar arresteert men hem, omdat men denkt dat hij een landverrader is. Hij wordt naar Engeland gebracht. Daar behandelt Selderhorst zijn zaak. Henri wordt van vele dingen beschuldigd en Dorbeck, die zal kunnen aantonen dat hij verzetsheld is, is onvindbaar.
Jagtman en Moorlag zijn dood en Marianne is in Israel. Oom Barts verklaring is zeer vaag. Eindelijk wordt de Leica van Henri gevonden. Hij ontwikkelt het filmpje, maar de foto met Dorbeck is mislukt. Henri rent naar buiten en wordt neergeschoten.
De verdieping in het boek:
Compositie en tijdsverloop:
Dit boek speelt zich af in de Tweede Wereldoorlog. Het begint in 1932 met de jeugd van de hoofdpersoon en het eindigt in 1945 met zijn dood. Het verhaal neemt dus zo’n 13 jaar in beslag. Het wordt chronologisch vertelt wat het makkelijker maakt om te lezen. Het is op zich niet heel moeilijk om de verhaallijn te volgen omdat er ook niet veel terugblikken worden beschreven. Wel wordt er zijn gemaakt van tijdsprongen. (Voorbeeld – “Een week lang dacht hij bijna voortdurend aan Dorbeck en hij hoopte dat hij iets van hem zou horen.” P. 45)
Ruimte:
Het boek speelt zich eigenlijk alleen maar in Nederland af. De meeste gebruikte plekken zijn Voorschoten, Leiden en Den Haag. In het verhaal komen ook Haarlem en Breda voor en Manchester, Engeland.
Ruimte speelt een belangrijke rol in dit verhaal het maakt de gevoelens en de gedachtes van de persoon veel sterker. Als de hoofdpersoon in de gevangenis zit wordt er heel erg goed beschreven hoe het er allemaal uitzag. Hierdoor kreeg je een gevoel van alleen zijn. (Voorbeeld – “De gevangenis was overvol, de meeste gevangenen zaten met hun vijven of zessen in een ruimte waar er hoogstens twee in konden, maar hij werd alleen gelaten, hij kreeg geen gezelschap. Het was een kleine kantoorkamer met tralies voor de ramen.” P. 249)
De wijze van vertellen:
Het verhaal is geschreven in een enkelvoudig personaal perspectief. Je volgt de hoofdpersoon genaamd Henri Osewoudt. Je ziet het gehele verhaal door zijn ogen en krijgt alleen zijn gevoelens en gedachte te horen.
Thema:
De thema’s in dit boek zijn oorlog, verraad, schuld en onschuld. Hier draait het hele boek eigenlijk om.
Personages:
Osewoudt:
Hij is de hoofdpersoon van het boek. Osewoudt heeft een beroerde jeugd gehad, hij had een hoge stem, was klein van stuk, had geen baardgroei en had wit zijdeachtig haar. Hierdoor heeft hij totaal geen positief zelfbeeld, hij trouwt ook met zijn lelijke nicht Ria. Later in het boek ontmoet hij Dorbeck, de volmaakte versie van zichzelf. Osewoudt raakt als het ware verliefd op Dorbeck, hij doet alles wat hij zegt. Osewoudt denkt door alles te doen voor Dorbeck, dat hij zelf er ook beter van wordt en dat hij een nieuwe identiteit krijgt als het ware. Verder lijkt Osewoudt ook een beetje te lijden onder het Oedipuscomplex, dit zie je omdat hem het feit dat zijn moeder zijn vader vermoord heeft niets verbaasde, hij wilde het tevens zelf ook wel doen. En omdat hij zijn moeder veel belangrijker vindt dan zijn eigen vrouw.
Dorbeck:
Hij is een Nederlandse luitenant, die tijdens de bezetting toch in het verzet gaat. Hij is de opdrachtgeven van Osewoudt en tevens zijn volmaakt voorbeeld. Dorbeck heeft namelijk wel baardgroei en een zware stem. Tijdens de oorlog verricht Osewoudt allerlei dingen voor Dorbeck maar als op het laatste Osewoudt, die bijna de tweelingbroer van Dorbeck is, opgepakt wordt, is Dorbeck nergens meer te bekennen.
Ria:
Zij is de volle nicht van Osewoudt, maar ook zijn vrouw. Zij is 7 jaar ouder en niet al te aantrekkelijk vindt Osewoudt, haar haar heeft de kleur van pakpapier, en zij heeft een te lange, spitse onderkaak met veel te lange tanden, die lijken op lucifers. Zij gaat later met de buurjongen van Osewoudt, die NSB’er is, en samen verraden zij Osewoudt. Osewoudt vermoordt haar later toch.
Marianne Zettenbaum:
Zij is een Jodin, zij is intelligent en mooi, en zij was ook bekend onder de naam Marianne Sondaar. Zij heeft blond haar en een mooie glimlach. Zij raakt verliefd op Osewoudt en Osewoudt ook op haar. Zij is het die Osewoudt’s haar verft, en zo leren ze elkaar kennen. Later raakt zij zwanger van Osewoudt.
Bart Nauta:
Hij is samen met zijn vrouw, die vroeg in het boek overlijdt, de voogdij van Osewoudt, wanneer zijn moeder naar een kliniek moet en zijn vader vermoord is door zijn moeder. Hij was vroeger communist en is het nooit eens geweest met het huwelijk van Osewoudt en Ria, zij dochter. Later wordt zijn tong afgehakt door de Duitsers.
Labare:
Is een man met holle wangen, die een onderduikadres heeft voor mensen in het verzet. Hij leert Osewoudt foto’s ontwikkelen, en wordt later opgepakt en vermoord.
Elly:
Zij is een 18 jarige, jonge vrouw met lang sluik haar en een witte regenjas. Ze heeft een bol bleek gezicht met een kleine rode mond. Ze is een Engelse agente.
Ebernuss:
Een Obersturmführer, die altijd naar viooltjes ruikt. Hij heeft een wit, vet gezicht, met een glad geschoren kin en zwart haar. Op het eind van de oorlog wil hij nog overlopen naar de geallieerden. En hij wil vrienden worden met Osewoudt, omdat zij beide niemand meer hadden na de oorlog.
Titel, ondertitel en motto:
De titel: ‘De donkere kamer van damokles’ is afgeleid van de uitspraak: “Het zwaard van Damokles” dit is een oude spreuk om een voortdurende dreiging aan te duiden. Bij dit boek was het zwaard, de dreiging, meer de foto van Dorbeck en Osewoudt samen in de spiegel, die zijn onschuld had moeten bewijzen. De donkere kamer slaat op de donkere kamer die iemand nodig heeft als hij/zij een foto wil laten ontwikkelen. Maar ook slaat de donkere kamer op de kleine donkere en vieze ruimtes waarin Osewoudt gevangen wordt gehouden.
Er is geen sprake van een ondertitel
“Ik kan hem zoeken als hij er niet is, maar hem niet ophangen als hij er niet is. Men zou kunnen willen zeggen: ‘Dan moet hij er toch ook zijn als ik hem zoek’. – Dan moet hij er ook zijn, als ik hem niet vind, en ook als hij helemaal niet bestaat.”
Ludwig Wittgenstein 09-01-2012
Dit is het motto van het boek. Dit motto slaat terug op Dorbeck. Hij was er als Osewoudt hem meestal niet nodig had, en hij was er dan meer om Osewoudt een opdracht te geven. Maar op het eind van het boek, wanneer Osewoudt Dorbeck het hardst nodig heeft, is Dorbeck als het ware verdwenen, en iedereen die zijn bestaan zou kunnen hebben bewezen was dood of vermoord.
Keuzeopdracht:
Voor deze opdracht heb ik gekozen om een gedicht te maken. Als dichtvorm heb ik gekozen om een elfje te maken. Een elfje is een klein gedicht bestaande uit 11 woorden in vijf regels.
Zwart
Donkere kamer
Een belangrijke foto
Niemand mag dit weten
Help
Maak jouw eigen website met JouwWeb